Lorsch, Ruben.

Gevallen voor het Vaderland. Bescherming werd niet geboden.

“Allez Chasse!” Opdat wij niet vergeten…

Onderdeel: Regiment Jagers.

Rang: Dienstplichtig Soldaat.

Beroep: Handelsagent/ koopman.

Adres: Hoefkade 428 te Den Haag.

Locatie van sneuvelen: SS-vernietigingskamp Sobibor (POL).

Wijze van overlijden: Op 1 mei 1943, vanuit het Rijkshospitaal te Den Haag, onhersteld op last van de Duitsers naar Westerbork gestuurd. Op 7 mei 1943 in vernietigingskamp Sobibor vermoord. In actieve dienst kreeg jager Lorsch geen bescherming als krijgsgevangene.

Locatie laatste rustplaats: Onbekend.

Overig: Gehuwd met Henriëtta van Koppelen. Vader van 1 kind. Zoon van Emanuel Lorsch en Berta Braaf. Broer van Lea Hertz-Lorsch. Echtgenote, kind en ouders overleefden de oorlog. Zuster Lea is met haar twee kinderen omgebracht in Auschwitz.

Website-vermeldingen:

– Dodenboek Grenadiers & Jagers.

Onderscheidingen:

Niet traceerbaar. Op zoek naar nabestaanden, gaarne contact.

Zus Lea.

Ruben Lorsch staand voor zijn manufacturenwinkel in de Maasstraat te Den Haag in 1940.

Manufacturenwinkel ‘De Kleine Winst’ aan de Hoefkade te Den Haag van eigenaars Emanuel Lorsch en Bertha Lorsch-Braaf met hun kleinkinderen Ruben Lorch (ca. 8 jaar, 4e van links) en Lea Lorsch (ca. 5 jaar) omstreeks 1912/1913.

Bronnen:

– Archieven.nl

– Open Archieven.

– Nationaal Archief, Oorlogsgravenstichting.

– Joods Monument.nl

MELDING 1942 EN 1943

Gedurende de meidagen van 1940 zijn er ongeveer 25.000 militairen als krijgsgevangene afgevoerd naar Duitsland. De overige militairen blijven na de capitulatie in hun garnizoenen en worden niet meer naar Duitsland afgevoerd. In juni 1940 worden de in Duitsland krijgsgevangen Nederlandse militairen vrijgelaten en keren terug naar huis. Met het demobiliseren van de Nederlandse krijgsmacht op 15 juli 1940, worden alle beroepsmilitairen ontslagen en moeten zij ander werk gaan zoeken. Hiervoor moet wel een verklaring worden ondertekend, waarin men aangeeft niets tegen de Duitsers te zullen ondernemen gedurende de oorlog (alleen aan beroepsmilitairen voorgelegd, de zogenaamde erewoordverklaring). Slechts 69 militairen weigeren en worden op 15 juli 1940 afgevoerd in krijgsgevangenschap. De dienstplichtige militairen gaan met groot verlof naar huis en pakken hun vroegere werkzaamheden weer op.

In mei 1942 moeten alle beroepsofficieren, cadetten en adelborsten zich weer melden voor controle op een 5-tal kazernes (Assen, Breda, Bussum, Ede en Roermond) en worden dan alsnog in krijgsgevangenschap gevoerd. Reden is, dat men zich niet aan het gegeven woord heeft gehouden door werkzaam te zijn in het verzet of omdat men probeert Engeland te bereiken.

In april 1943 volgt er weer een bekendmaking in de landelijke dagbladen, dat alle militairen zich alsnog moeten melden voor krijgsgevangenschap.

Na deze algemene bekendmaking volgen dan in rap tempo de specifieke bekendmakingen, waarin per onderdeel de mensen worden opgeroepen zich te melden. Gestart wordt op 30 april 1943 met het beroepspersoneel beneden de rang van officier (onderofficieren en manschappen).

Op 25 mei 1943 wordt het dienstplichtig personeel van het regiment Grenadiers ( R.Gr.) opgeroepen zich te melden.

Op 31 mei 1943 wordt het dienstplichtig personeel van het regiment Jagers (R.J.) opgeroepen om zich te melden voor krijgsgevangenschap.

Bron: https://krijgsgevangen.nl/melding-1942-en-1943/

Geef een reactie