Gevallen voor het Vaderland. “Grenadiers Vooraan!-Allez Chasse!”

Leeftijd: 45.
Geboortedatum: 11 juni 1869.
Geboorteplaats: Voorschoten.
Rang: Majoor en Luitenant-kolonel (postuum).
Adres: Anna Paulownastraat 39 te Groningen.
Gediend bij onderdelen: 5 RI/9RI/12RI en Regiment Grenadiers & Jagers.
Uitgezonden met onderdeel: International Commission of Control (ICC) Albanië.
Datum en locatie van sneuvelen: 15 juni 1914, Durrës/Durazzo (ALB).
Wijze van sneuvelen: Bij de verdediging van de stad Durrës op 15 juni 1914 werd Thomson om 05:50 uur door een geweerkogel getroffen. Dit had een slagaderlijke bloeding tot gevolg, waaraan hij binnen een half uur stierf. Over de plaats van inslag bestond onenigheid in de media: volgens de Italiaanse Corriere della Sera was Thomson in de borst getroffen, volgens The Times in zijn hals en volgens de Telegraaf in de schouder. Bovendien kwam het schot niet uit de richting van de rebellen, maar uit de stad zelf, hetgeen stof tot speculaties gaf omtrent mogelijke Italiaanse betrokkenheid.
In de ochtend van 15 juni 1914 was kapitein Jan Fabius een van de eersten die de rebellen de stad zag besluipen. Hij vuurde snel met een kanon een waarschuwingsschot af; het was 04.15 uur. De verdedigers namen hun posities in de loopgraven in, die eerder rond de stad waren aangelegd. Om 04.30 uur bereikte majoor Lucas Roelfsema de voorste loopgraaf.
Rond 05.30 arriveerde Thomson bij de voorste linie. Verscholen achter een stenen gebouwtje spraken hij en Roelfsema met regeringsgetrouwe Albanese aanvoerders. Maar toen Thomson zich omkeerde om iets tegen Roelfsema te zeggen, werd hij ineens getroffen door een kogel. De overste viel niet meteen. ‘Ik ben gewond, laat mij wegbrengen’, wist hij uit te brengen. Gesteund door Roelfsema liep hij richting de stad, maar na een paar passen zakte hij in elkaar. Roelfsema rende naar een wachthuisje en haalde daar een deken. Samen met een oorlogscorrespondent sleepte hij Thomson het wachthuisje in. Daar legden ze hem op een bed.
Roelfsema opende Thomsons uniform en stelde vast dat de schotwond nauwelijks bloedde. De kogel was dwars door zijn schouder heengegaan. Maar om 06.10 uur kon de toegesnelde legerarts Tiddo Reddingius niet anders dan de dood vaststellen tengevolge van een inwendige bloeding door het doorboren van de hoofdslagader.
Omdat het gevecht doorging liet men Thomson de rest van de dag in het wachthuisje liggen. Pas in de namiddag was de aanval afgeslagen en keerde de rust voorlopig terug. ‘s Avonds werd Thomson in de stad in een tent opgebaard en bedekt met de Albanese vlag voordat hij tijdelijk werd begraven.

Rond Thomsons dood ontstonden meteen de wildste geruchten. Hij had met zijn rug naar de stenen muur gestaan en was van voren geraakt. Dat betekende dat hij vanuit Durrës zelf was beschoten en niet vanuit de richting van de aanvallers. En volgens dokter Reddingius wees de wond op een enkel schot over lange afstand met een modern geweer van een klein, maar krachtig kaliber. De kogel was in Thomsons lichaam op zijn sleutelbeen geketst en had in opwaartse richting zijn lichaam verlaten om op de muur nog een steen te beschadigen.

Er rees dan ook het vermoeden dat dit een bewuste moordaanslag door een sluipschutter was geweest. De Italianen waren daarbij de meest voor hand liggende verdachten, gezien hun geheime steun voor de belegeraars. Maar anderen beweerden dat de schutter weldegelijk een rebel was geweest, die door de linie was geslopen. De precieze omstandigheden achter Thomsons dood zijn echter nooit opgehelderd. Een verdwaalde kogel lijkt de meest aannemelijke boosdoener.
Locatie laatste rustplaats: Zuiderbegraafplaats te Groningen.
Aanvankelijk werd Thomson begraven in Albanië,[6] maar na een paar weken, op 15 juli, werd hij onder grote publieke belangstelling herbegraven op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Zijn weduwe ging niet in op het verzoek haar man in Den Haag te laten begraven. Tijdens de begrafenis woedde een hevig onweer, waarbij de bliksem naast de begraafplaats insloeg.













Overig: Gehuwd met Henriëtte Lambertina Slotemaker. Zoon van Bernard Heidenreich Thomson en Maria Wilhelmina Pompe van Meerdervoort. Vader van Maria Thomson.





Hieronder volgt een resumé van het leven van Thomson (opgesteld door Cees Somers conservator Historische Collectie Garderegiment Grenadiers & Jagers);
Zijn voorvader John James Thomson kwam met de Schotse huurregimenten in 1701 naar Nederland. Vader was officier van gezondheid in Rotterdam met de bijnaam Sint Nicolaas in verband met zijn enorme witte baard en beminnelijkheid voor zijn patiënten. Moeder was van lage adel, overleden toen Lodewijk 15 jaar oud was en naar de KMA in Breda ging, (broer Pieter volgde een jaar later en ging vervolgens naar
de KMar). In archief KMA de aantekening gevonden dat Thomson cornet speelde, goed kon tekenen en ‘’goed met zijn minderen kon omgaan’’. Ging vervolgens o.a. werken bij de militaire cartografische dienst.
Was van huis uit Nederlands-Hervormd, werd actief vrijmetselaar. Trouwde met Jet Slotemaker uit Schiedam en nam dienst bij het KNIL en vertrok vervolgens in 1895 naar het strijdtoneel van Nederlands-Indië. Werd als jonge luitenant in 1897 benoemd tot Ridder Militaire Willems Orde voor
moed, beleid en trouw, omdat hij zijn gewonde commandant in 1896 verving. Keerde in 1897 terug in Nederland en mocht naar de Hogere Krijgsschool. Reed mee in 1898 in de ere-escorte bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Werd lid van de sociëteit de Witte in Den Haag. Kreeg dochter Maria Wilhelmina, die stierf voor het eerste levensjaar. Vervolgens werd dochter Maria (genaamd Rie) geboren in 1899/1900. Richtte een nieuw militair tijdschrift op, om zo zijn moderne ideeën over de
krijgsmacht te publiceren, die zeer tegen de zin waren van de defensieleiding. Hij was zijn tijd ver vooruit.
Het betrof artikelen zoals;
- Tegen het duel (als de koningin wordt beledigd, zegt dat meer over de
belediger dan over de koningin, dus onzin om te duelleren). - De Nederlandse belastingbetaler heeft er recht op dat er voor militaire uitgaven
offertes worden aangevraagd van meer dan een firma, dus hij tegen de
monopoliepositie van Krupp. - Hij was tegen de militaire kadaverdiscipline van die tijd.
- Vond dat bijv. Groningers moesten dienen in het Noorden en Limburgers in het Zuiden, want soldaten zouden beter gemotiveerd zijn om daar het land te verdedigen en kenden het eigen terrein beter.
- Publiceerde zeer tegen de zin van de legerleiding een door hem zelf getekende kaart van Nederlands-Indië, omdat het Nederlandse volk als belastingbetaler daar recht op had.
- Pleitte voor de democratisering van het leger.
- Ventileerde zijn mening over Nederlands-Indië als wingewest. Vond dat de inkomsten uit dat land de inwoners toekwam en dat er geïnvesteerd moest worden in onderwijs en gezondheidszorg etc.
- Citaat van Thomson; ’’Niet wie zich mokkend afkeert, doch wie manlijk en broederlijk zijn grieven uit, heeft kans op ene verbetering. Zoekt gene splitsing, slecht in eenheid ligt macht.’’
Werd als militair attaché met 3 andere officieren naar de Boerenoorlog in Zuid- Afrika gestuurd (1900-1901). Alle grote mogendheden van die tijd deden dat omdat men benieuwd was naar de moderne oorlogsvoering en het gebruik van het nieuwe rookloze kruit (of i.d.). Werd door de Boerenlegerleiding het land uitgezet nadat ze een brief aan zijn vrouw onderschept hadden, waarin hij ongewenste kritiek op die legerleiding had (bestaande uit notabele burgers), terwijl Thomson ook schreef grote bewondering te hebben voor de niet-militair getrainde boerensoldaten. Als protest legden vervolgens alle buitenlandse militair-attachés het werk neer en dreigden met vertrek. Daarop werd Thomson weer toegelaten tot het strijdtoneel via Mozambique. Na de vredessluiting met Groot–Brittannië vertrok hij naar Nederland met
medeneming van meer dan 20.000 telegrammen aangaande de strijd, die waarschijnlijk in de kelder liggen van de KB. Kreeg vervolgens opdracht een rapport op te maken over de Boerenoorlog samen met zijn collega militair attachés. Een officier was in Zuid-Afrika verwond geraakt en daaraan overleden. Een nam eenmaal terug eervol ontslag i.v.m. een schotwond aan zijn been. Een pleegde zelfmoord i.v.m. een familiair voorkomende depressie. Dus Thomson moest de klus in zijn eentje klaren, werkzaam op het Krijgskundig Archief. Tijdens de Grote Spoorwegstaking van 1903 ontzette en bewaakte Thomson zonder bloedvergieten de spoorwegen van en naar Den Haag op verzoek van de regering, die het in eerste instantie niet lukte om bij elkaar te komen voor overleg tijdens deze noodsituatie. Bovendien was het spoorwegnet van groot belang voor de voedselvoorziening! Hij werd vervolgens benoemd tot Ridder in
de Orde van Oranje Nassau met de zwaarden.
De Nederlandse legerleiding wilde eigenlijk al heel lang af van deze eigengereide en kritische militair, die nog nooit bevorderd en nog altijd luitenant gebleven was. Daar was nu geen sprake meer van, dus moest de legerleiding noodgedwongen hem bevorderen tot kapitein en vervolgens werd hij ‘’verbannen’’ naar het verre Friesland naar Leeuwarden met een (geheim) begeleidend schrijven van de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht aan de commandant de Veer van de kazerne aldaar dat ‘’deze man niet te breidelen,
noch in te toomen was’’. Dat zette de toon! Uit dagboekaantekeningen van de minister van Staat de heer Algra en de latere minister-president Gerbrandy (die ik kreeg van Cees Fasseur) blijkt hoe geliefd Thomson werd zowel bij de soldaten als bij de bevolking in Leeuwarden als ook in de hele provincie Friesland. Hij hielp zijn manschappen zo nodig met de ransel te dragen bij rugklachten. Kwam op voor een van zijn korporaals die volgens de burgemeester en de commandant zwaarder gestraft moest worden voor pianospelen in een café op zaterdagavond tegen betaling als de pianist te dronken was. Thomson zelf kreeg daarop een berisping voor het oog van alle troepen en vervolgens kamerarrest. Alle soldaten zamelden geld in en lieten als steunbetuiging een groepsfoto maken en schoven dat in het geheim onder zijn deur door. De commandant rapporteerde hem voor de Militaire Tuchtraad. Maar Thomson daagde de commandant uit en rapporteerde zelf ook een rapport over de commandant richting Militaire Tuchtraad!
De Liberale Unie van Friesland vroeg vervolgens of hij bij de komende verkiezingen van 1905 lijsttrekker wilde worden voor het district Leeuwarden. Massaal koos de Friese bevolking hem en zo versloeg hij Wibaut en Troelstra en nog een derde persoon. Op het stembiljet stond zijn portret en de tekst luidde
ongeveer; ‘’Stemt allen op de kapitein Thomson, want zoals Thomson als een vader voor zijne soldaten is, zo zal hij als een vader voor ons allen in de regering zijn’’ of i.d. (Ik heb ooit van de kleinzoon van de adjudant van Thomson een kopie van dat stembiljet gekregen). Van hem hoorde ik ook dat beide heren,
ieder maar een kind hebbende, met hun dochters samen eendjes voerden op hun vrije zondag).
Zo verhuisde Thomson terug naar Den Haag om lid van de Tweede Kamer te worden. Vandaaruit schreef hij geregeld naar zijn vroegere adjudant, o.a. met de vraag of de dekens voor de soldaten ooit gearriveerd waren en een ansichtkaart vanuit Londen, altijd met de groeten van zijn dochtertje Rie aan dochtertje Siepie van de adjudant. Later werd hij in 1909 ook lid van de gemeenteraad van Den Haag, waar hij zich beijverde voor sociale woningbouw en -heel modern- voor schoolbioscopen! Als Kamerlid bracht hij geregeld zijn mening over Nederlands-Indië als wingewest onder de aandacht. Hij vond dat een groot deel van de inkomsten uit dat land de inwoners toekwam en dat er o.a. geïnvesteerd moest worden in onderwijs en gezondheidszorg etc. Hij kreeg slechts van 2 andere Kamerleden steun voor zijn afwijzing van het regeringsbeleid inzake de kolonie Nederlands-Indië als wingewest. Ook zijn kritiek inzake militair ‘’vandalistisch’’ optreden aldaar -nadat de vrede in 1904 getekend was- werd hem niet in dank afgenomen. Om de publieke opinie te beïnvloeden ‘’lekte’’ hij waarschijnlijk naar de pers. Voor de verkiezingen van 1909 stelde hij zich weer verkiesbaar en zo bleef hij in de Tweede Kamer tot 1913. Bij zijn afscheid werd hij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Ook werd hij als militair attaché naar de Balkanlanden, inclusief Griekenland, gestuurd tijdens de eerste Balkanoorlog in 1912-1913, waarbij de Balkanlanden zich vrij vochten van het Ottomaanse Rijk.
Albanië zag kans op 28 november 1912 de onafhankelijkheid van de Republiek Albanië in Vlore uit te roepen. Tijdens de Tweede Balkanoorlog, na de vredesconferentie van mei 1913 in Londen, gingen de diverse onafhankelijk geworden Balkanlanden onderling oorlog voeren inzake de grenzen. En de buurlanden vielen ook Albanië aan. Na zijn Kamerlidmaatschap werd Thomson in 1913 bevorderd tot majoor en kreeg hij als opdracht een tweede regiment Infanterie op te richten in de Rabenhauptkazerne in Groningen met als zijn meerdere de kolonel de Veer, broer van de Leeuwarder commandant! (Het waren beide oud-ooms van de voormalige IGK de generaal Cees de Veer, die meer sympathie heeft voor
Thomson dan voor zijn oud-ooms!) Werd lid van de Herensoïciteit in Groningen. De Grote Mogendheden –Duitsland, Oostenrijk/Hongarije en Italië aan de ene kant en aan de andere kant Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland- spraken zich tijdens de vredesconferentie te Londen in mei 1913 uit voor de onafhankelijkheid van Albanië, omdat men vreesde voor een uit balans slaan van de regio als ‘’Kruitvat van Europa’’ en men tegenstrijdige belangen had t.a.v. de toegang tot de Middellandse Zee. Met een onafhankelijk Albanië probeerde men het machtsevenwicht te bewaren. Nederland -als een land zonder directe belangen in die Balkanstreek- en als ervaringsdeskundige met een land met de islamitische religie (met zelfs op dit gebied in Leiden een hoogleraar: Snouck Hourgonje), werd daarop verzocht om de nieuwbakken republiek Albanite helpen met het vormen van een defensie-leger ofwel een ‘’gendarmerie’’, omdat de omringende buurlanden de grenzen belaagden. Zweden was eerst hiervoor gevraagd, maar had de handen al vol met Iran. Ook leek het wijs om een onafhankelijk vorst aan te stellen. Er waren ongeveer 20 kandidaten van koninklijke bloede, veelal tweede zoons van Rooms- Katholieke en ook Islamitische signatuur. Aangezien er in Albanie sprake was van drie verschillende religies, nl. in het noorden overwegend Rooms-Katholiek, in het midden Islamitisch en in het zuiden Grieks-Katholiek, koos men heel pragmatisch voor een protestantse prins Wilhelm zu Wied, (achter)neef van koningin Wilhelmina. Nederland, wat neutraal wenste te blijven, was wel zo verstandig zich eerst te willen oriënteren in het land zelf om ter plekke te zien of het verzoek een haalbare kaart was. Men organiseerde daarom eerst een studiereis. Eigenlijk vanzelfsprekend viel de keus van de regering op de majoor Thomson. De kolonel de Veer uit Groningen ging ook mee. Het botste vanaf het begin tussen die twee
heren. De ene een vooruitstrevende en de ander een ouderwetse militair. Per paard en per boot trokken ze door het hele gebied en zoals Thomson noteerde; het waren middeleeuwse toestanden in het land. Maar Albanië moest volgens Thomson geholpen worden, moest ook aanspraak kunnen maken op
vrede en recht! Daarop besloot de regering in Nederland dat er een ‘’mission hollandaise en Albanie’’ moest komen. Vervolgens werden er 15 Nederlandse officieren gevonden, die goed moesten kunnen paardrijden, de Franse taal machtig moesten zijn en het liefst ongetrouwd moesten zijn. Er waren twee adjudanten voor Thomson en de Veer bij en ook een officier van gezondheid. Op eigen kosten en onbezoldigd arriveerde later ook een andere Nederlandse arts. Vermoedelijk was Nederland huiverig om niet langer neutraal over te komen, indien het mis zou gaan in dit Balkanland, ondanks de aanwezigheid van een Internationale troepenmacht in Noord-Albanie. Dus kregen alle Nederlandse officieren o.l.v. de Veer en Thomson eerst een hogere rang en gingen ze -zeer uitzonderlijk- in vreemde nl. Albanese krijgsdienst over, hetgeen NB bij wet verboden is/was. Zo werd Thomson luitenant-kolonel en de Veer generaal. Dat verklaart waarom er nadien afwisselend over de majoor Thomson of de overste Thomson gesproken en geschreven werd! (Later sprak men trouwens altijd over Thomson en de Veer). Direct in januari 1914 was er sprake van een –door Thomson en de Veer, ieder met hun adjudant- verijdelde machtsgreep in Vlore. Vervolgens verordonneerden zij dat alle Albanese mannen hun geweer zouden moeten inleveren en vervolgens weer terug zouden krijgen als zij deel gingen uitmaken van de nieuwe
gendarmerie (defensieleger), waartoe zij getraind en vooral gedisciplineerd moesten worden. Ook het plunderen na de slag was een punt van aandacht. Het traditionele gebruik bleek niet uit te roeien. Het land werd opgedeeld in districten en elk district kreeg een Nederlands majoor en kapitein die leiding aan de nieuw gevormde legertjes zouden geven om de grenzen te verdedigen. Maar het was haast onbegonnen werk. Er werd gevochten door Serviërs, Montenegrijnen en Grieken, met o.a. massamoorden op Albanezen. De Bosnische islamitische boertjes -wonend in de omgeving van Tirana- werden opgestookt door de opstandige Essad Pasha Toptani die de rebellie tegen hem om wist te buigen tegen de Albanese regering, tegen de nieuwe Mbrett zu Wied en tegen de Nederlandse officieren met de Albanese gendarmerie. De Pasja werd verbannen naar Italië, maar wist in het geheim
terug te keren naar Albanië. Later bleek dat Italië al een leger klaar had klaar staan in Bari om de oversteek te maken. Op 15 juni 1914 werd uiteindelijk de toenmalige hoofdstad Durres/Durazzo door
deze ‘’rebellen’’ belegerd. Al die tijd hadden de Nederlandse officieren ‘’hulp’’ van vrijwilligers overal vanuit Europa, die oorlog als een uitdagende sport zagen en zich niet altijd lieten gezeggen door de Nederlandse officieren, wat vaak ook tot problemen leidden. De ‘’rebellen’’ trokken heel onvoorzien door het moeras richting ten aaval bij het ochtendgloren. De Veer was op verlof naar Nederland en Thomson liet in allerijl ook aan die kant van de stad loopgraven aanleggen. De noordelijke bergstammen –Mirdieten en Malisoren- alsook de Kosovaren o.l.v. Isa Boletini stonden aan de kant van de regering met de officiële Albanese gendarmerie olv de Nederlandse officieren, maar misschien/waarschijnlijk tgv de opgeschorte bloedwraak sinds de komst van de nieuwe vorst op 7 maart 1914, kwamen zij niet goed in actie tijdens die laatste strijd. Tegen 9.00uur, in het heetst van de strijd, werd Thomson dodelijk getroffen door een kogel, waarschijnlijk van een sluipschutter. Het werd die hele dag geheim gehouden, totdat de aanval was afgeslagen. De volgende dag werd hij onder veel eerbetoon begraven. Van de achterkleinzoon van Thomson kreeg ik de brief vanuit Albanie aan de Nederlandse minister van Oorlog met het droevige nieuws en het verzoek het stoffelijk overschot op te halen om in Nederlandse grond begraven te kunnen
worden. Nederland stuurde vervolgens een pantserdekkruiser (?), de Noord- Brabant, naar Albanie om het stoffelijk overschot van de net 45 jaar oud geworden Thomson op te halen in een loden kist. Er bestaat een prachtig schilderij van deze aankomst in A’dam van J.Goedhart, verloren gewaand en
door mij teruggevonden op de Julianakazerne in Den Haag, nu terug naar het Legermuseum. Amsterdam en Den Haag betwistten elkaar de eer om Thomson te begraven in hun stad, maar de weduwe besloot hem in Groningen te laten begraven, vlakbij het gezinshuis waar zij met hun veertienjarige dochter woonde en in de buurt ook van de Rabenhauptkazerne. De oudste film van Groningen betreft deze aankomst in Amsterdam, de treinreis langs de diverse garnizoensplaatsen, waarbij manschappen te paard langs de rails stonden opgesteld als eerbetoon aan deze ‘’gevallen held van Durazzo’’, alsook de begrafenis op de Zuiderbegraafplaats tijdens een enorm onweer met hagelstenen. De toevallig op een zolder teruggevonden film werd begin van deze eeuw gerestaureerd en ligt in de Groninger Gemeentearchieven, waarvan ik een copie heb gekregen. Koningin Wilhelmina kwam naar Groningen en hield een toespraak voor de militairen van de Rabenhauptkazerne ter ere van Thomson.
Op 28 juni viel het schot van Sarajevo en op 1 augustus werd overal in Europa de mobilisatie uitgeroepen. Vervolgens keerden alle officieren moeizaam terug naar het Vaderland om weer dienst te nemen in Nederland. Er waren 2 officieren als gijzelaars gevangen genomen door rebellen, maar die kwamen in september vrij en keerden mbv -ik meen het Rode Kruis- weer huiswaarts met de generaal de Veer die terugkeerde naar Albanië na de dood van Thomson en hiertoe bemiddelde. Vervolgens ging de Veer met eervol leeftijdsontslag. Albanië werd tijdens WO1 bezet door Oostenrijk, Italië en Frankrijk en werd
opnieuw onafhankelijk in 1919.
Onderscheidingen
- Ridder in de Militaire Willems-Orde (1887).
- Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1913).
- Ridder in de Orde van Oranje-Nassau met de Zwaarden (1903).
- Zilveren Erepenning voor Verdienste jegens Openbare Verzamelingen (1912).
- Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven.
- Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier.
- Officier in het Legioen van Eer (1911).
- Officier in de Orde van de Verlosser (Balkanoorlog).
- Medaille voor de Grieks-Turkse oorlog 1912-1913.
- Ridder in de Orde van het Zwaard (1913).
- Ridder in de Orde van Danilo (Balkanoorlog).
- Ridder in de Orde van de Zwarte Adelaar (1914).
- Gouden Adelaar Orde (postuum 28-3-2004).
- Ereburger van Durres.
Monumenten
In de Bomen- en Bloemenbuurt van Den Haag werden in 1914 het Thomsonplein en de Thomsonlaan naar hem genoemd. Op 14 september 1918 onthulde zijn dochter Marie Thomson op het Thomsonplein een monument ter nagedachtenis van haar vader, ontworpen door de beeldhouwer Charles van Wijk en na diens dood voltooid door Arend Odé. Het monument was bekostigd uit een inzameling door een nationaal comité, ondersteund door plaatselijke subcomités.

In 1919 werd er aan de Hereweg in Groningen, een borstbeeld van Thomson geplaatst. Het object, van de hand van beeldhouwer August Falise, kreeg een plaatsje op het terrein van de Rabenhauptkazerne, naast de monumentale vroegere villa van de garnizoenscommandant, omdat Thompson afkomstig was van dit garnizoen. [7] Na de sloop van de kazerne werd de buste tijdelijk verplaatst naar een veldje bij de naastgelegen onderwijsinstelling en in 1996 naar zijn graf op de Zuiderbegraafplaats. In 2003 werd het beeld weer verplaatst naar zijn oude locatie, zij het 10 meter zuidelijker.[8][9] De nieuwe wijk die rond het jaar 2000 op het voormalige kazerneterrein verrees, kreeg een Thomsonstraat.

Het borstbeeld uit 1919 kreeg ten minste twee kopiën:
- Op een centrale plaats in de stad Durrës, Albanië staat een replica van dit borstbeeld van Thomson, die nog in 2000 tot ereburger van de stad werd benoemd. Dit borstbeeld is voorzien van zowel Albanees als Nederlands onderschrift dat luidt: Hulde aan de Nederlandse held van Durazzo. [10] Direct achter het borstbeeld bevindt zich een eetcafé dat de naam Thomson draagt.

- Op zaterdag 28 juni 2014 werd in Den Haag een kopie van het Groningse borstbeeld onthuld. Senaatsvoorzitter Ankie Broekers-Knol onthulde het beeld op Veteranendag in de corridor die de vleugels van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer op het Binnenhof verbindt, samen met de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer, Angelien Eijsink.[11]

28 juni 2014
Op zaterdag 28 juni 2014, Veteranendag, is in de corridor die de gebouwen van de Eerste en Tweede Kamer op het Binnenhof verbindt een borstbeeld onthuld van luitenant-kolonel Thomson. Hij was de eerste Nederlandse militair die tijdens een door Nederland uitgevoerde vredesmissie ten dienste van de internationale rechtsorde is gesneuveld. Lodewijk Thomson stierf in Durrës, Albanië. Hij was ridder in de Militaire Willemsorde en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1905 tot 1913.
Voorzitter van de Eerste Kamer, Ankie Broekers-Knol, en voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer, Angelien Eijsink onthulden samen het borstbeeld, dat een bronzen replica is van een beeld dat in 1918 is vervaardigd door de beeldhouwer August Falise (1876-1936). Voorafgaand werden er korte toespraken gehouden door achtereenvolgens: Geert Jan Hamilton, Griffier van de Eerste Kamer, Jolien Berendsen-Prins, oprichter en voorzitter van de voormalige Thomson
Foundation, Luitenant-Generaal b.d. Cees de Veer, Oud-Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht en Angelien Eijsink, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer.
Bijzondere verantwoordelijkheid volksvertegenwoordiging Geert Jan Hamilton benadrukte in zijn toespraak dat vele veteranen en bewonderaars van Thomson al enige jaren het voornemen hadden de honderdste sterfdag te gedenken. Hamilton: “Gelet op de bijzondere verantwoordelijkheid die de volksvertegenwoordiging draagt voor vredesmissies, de sterk toegenomen intensiteit in de contacten tussen veteranen en parlementariërs, en het toch wel heel bijzondere fenomeen dat Thomson in zijn
loopbaan zowel militair als politicus, en overtuigd democraat was, leek het logisch een korte herdenking in het complex van de Staten-Generaal te beleggen.”
In eenheid ligt kracht Jolien Berendsen-Prins haalde in haar toespraak woorden van Thomson aan:
‘’Zoekt gene splitsing, slechts in eenheid ligt kracht.” Zij schetste de internationale ontwikkelingen begin 20e eeuw, die ertoe leidden dat de Grote Mogendheden het neutrale Nederland vroegen om Albanië bij te staan. Ook legde Berendsen-Prins uit dat haar eigen betrokkenheid bij Thomson aanving toen zij op de
Zuiderbegraafplaats in Groningen naast het graf van Thomson het verdwenen beeld ontdekte van de ‘Held van Durazzo’, waar zij in haar jeugd geregeld langsfietste. “Toen werd het mijn doelstelling deze persoon en deze geschiedenis voor de vergetelheid te behoeden en terug te brengen in het collectief
geheugen.”
Freedom is not free
Luitenant-Generaal b.d. Cees de Veer, achterneef van generaal-majoor De Veer die destijds het commando had over de missie, relativeerde in zijn toespraak recente publicaties over de onderlinge verhouding door te stellen: “Ik weet niet wie zich nu in zijn graf omdraait. De Veer of Thomson. Misschien
allebei of wellicht geen van beiden.” De Veer onderstreepte het belang dat Nederlanders zich realiseren hoe kwetsbaar hun vrijheid is en dat er offers moeten worden gebracht om die vrijheid te verdedigen. De Veer: “Laten we ons blijven realiseren. Freedom is not free.”
Sterke betrokkenheid
Angelien Eijsink haalde de woorden aan die in een verkiezingsbiljet uit 1905 over Thomson werden geschreven. Daarin werd Thomson betiteld als “een man die algemeen bemind is omdat hij als een vader is voor zijn soldaten.” Eijsink benadrukte de sterke betrokkenheid van de Staten-Generaal bij defensie en bij veteranen in het bijzonder. De aanwezigheid van het borstbeeld brengt dit opeen tastbare wijze tot uiting.
Biografie
Lodewijk Thomson was lid van een Engels, later Nederlands patricisch geslacht en een kind van Bernard Heidenreich Thomson (1838-1898), officier van gezondheid, en diens eerste vrouw Maria Wilhelmina Pompe van Meerdervoort (1842-1884). Zijn grootvader was Jan Jacob Thomson, luitenant-kolonel en ridder Militaire Willems-Orde.[1] In 1888 studeerde Thomson af aan de Koninklijke Militaire Academie en in 1891 begon hij aan een opleiding als cartograaf. Als eerste luitenant der infanterie vertrok hij in 1893 naar Batavia, waarna hij betrokken is geweest bij gevechten in Atjeh. Op 29 november 1895 trouwde hij in Arnhem met Henriëtte Lambertina Slotemaker (1869-1926) (In het gezin werden twee dochters geboren; een dochter is jong overleden). In 1896 keerde hij terug naar Nederland en werd gedetacheerd bij de le-Reconvalescenten-Compagnie van het Korps Koloniale Reserve te Zutphen. In 1900 verbleef Thomson enige tijd in Zuid-Afrika als militair attaché van de Nederlandse regering gedurende de Boerenoorlog. In 1903 werd hij, waarschijnlijk wegens zijn efficiënte aanpak van de bewaking van het spoor tijdens de spoorwegstakingen van 1903, bevorderd tot kapitein.

Lodewijk Thomson was lid van een Engels, later Nederlands patricisch geslacht en een kind van Bernard Heidenreich Thomson (1838-1898), officier van gezondheid, en diens eerste vrouw Maria Wilhelmina Pompe van Meerdervoort (1842-1884). Zijn grootvader was Jan Jacob Thomson, luitenant-kolonel en ridder Militaire Willems-Orde.[1] In 1888 studeerde Thomson af aan de Koninklijke Militaire Academie en in 1891 begon hij aan een opleiding als cartograaf. Als eerste luitenant der infanterie vertrok hij in 1893 naar Batavia, waarna hij betrokken is geweest bij gevechten in Atjeh. Op 29 november1895 trouwde hij in Arnhem met Henriëtte Lambertina Slotemaker (1869-1926) (In het gezin werden twee dochters geboren; een dochter is jong overleden). In 1896 keerde hij terug naar Nederland en werd gedetacheerd bij de le-Reconvalescenten-Compagnie van het Korps Koloniale Reserve te Zutphen. In 1900 verbleef Thomson enige tijd in Zuid-Afrika als militair attaché van de Nederlandse regering gedurende de Boerenoorlog. In 1903 werd hij, waarschijnlijk wegens zijn efficiënte aanpak van de bewaking van het spoor tijdens de spoorwegstakingen van 1903, bevorderd tot kapitein.


In 1905 was Thomson voor de Liberale Unie verkiesbaar voor de Tweede Kamerverkiezingen voor het kiesdistrict Leeuwarden. Bij deze verkiezingen versloeg hij, na herstemming, de socialist Wibaut. Vier jaar later versloeg hij Pieter Jelles Troelstra (ook weer na herstemming) dankzij steun van de christelijke partijen die liever de liberaal Thomson dan de socialist Troelstra naar Den Haag zagen gaan. In 1913 ontbrak de christelijke steun en kwam Troelstra alsnog ten koste van Thomson in de Kamer. Lodewijk Thomson was defensiespecialist in de Kamer en was voorstander van democratisering in het leger. Samen met Ram en Graafland redigeerde Thomson de Militaire Gids. Orgaan voor weermacht en natie (1882-, de Erven F. Bohn). Dit tijdschrift stond een nieuwere richting in het leger voor en voerde geregeld hevige polemieken met de Militaire Spectator.
Naar aanleiding van de verkiezingen van 1912 in het Ottomaanse Rijk, die door de Jonge Turken op frauduleuze wijze gewonnen werden met 215 van de 222 zetels in het parlement, brak in Albanië een revolutie uit. Dit leidde tot de roep om meer autonomie. Doordat in 1912 de Eerste Balkanoorlog uitbrak, als gevolg waarvan de Ottomaanse bezittingen in Europa (met uitzondering van Thracië) verloren gingen, konden de Albanezen niets anders doen dan de onafhankelijkheid uitroepen. De Europese grote mogendheden wezen vervolgens Wilhelm zu Wied, een achterneef van koningin Wilhelmina, aan als vorst van Albanië.
Op 1 augustus 1913 vroeg de door de mogendheden ingestelde Internationale Controle Commissie aan Nederland om een gendarmeriekorps op te zetten en daar officieren voor te leveren, om zo de orde in Albanië te herstellen. Albanië was een regelrecht kruitvat waar binnenlandse groeperingen elkaar naar het leven stonden en buitenlandse mogendheden, zoals Servië, Italië en Turkije, klaar stonden om het land in te pikken. Op verzoek van de regering van Pieter Cort van der Linden ging Thomson, inmiddels bevorderd tot majoor, samen met kolonel Willem de Veer, naar Albanië. Daar voerden zij samen een verkenningsmissie uit, terwijl er in Nederland nog eens 15 lagere officieren werden geworven. Thomson en de andere militairen werden bij koninklijk besluit ontslagen uit Nederlandse dienst en traden direct in dienst van Albanië onder toezicht van de Internationale Controle Commissie.[2]

Thomson en zijn meerdere De Veer waren botsende persoonlijkheden. Toch bleven ze samenwerken, totdat er op 21 mei 1914 een stuk verscheen in De Nieuwe Courant, waarin De Veer ervan werd beschuldigd een bevel van een hoge gezantenconferentie te hebben genegeerd door, buiten medeweten van Thomson, de minister van Binnenlandse Zaken Essad Pasha te hebben toegestaan een eigen politiemacht op te richten. De Veer had dit nu juist niet gewild, maar niet veel later werd Thomson Directeur de la force armée, waarmee hij De Veer was voorbijgestreefd. Deze eiste dat Thomson op erewoord zou verklaren dat hij niet het brein achter de beschuldigingen in De Nieuwe Courant was. Thomson gaf dat erewoord niet. De Veer was zo ontdaan dat hij zelfs het ontslag eiste van bevelvoerder Thomson, in een brandbrief op 6 juni aan de minister van Oorlog. Daar kwam het echter niet van omdat Thomson niet in Nederlandse, maar Albanese dienst was. De Veer ging op verlof.[3]









Bronnen
- Schulten, C en Smits F. (1980). Grenadiers en Jagers in Nederland. Den Haag, Nederland: Staatsuitgeverij.
- Open Archieven.
- Haags Gemeentearchief.
- Wikipedia.
- https://historiek.net/de-dood-van-majoor-lodewijk-thomson/43345/