Dijckmeester, Johannes. 

Gevallen voor het Vaderland. “Grenadiers Vooraan!”

Leeftijd: 64.

Geboortedatum: 06 mei 1880.

Geboorteplaats: Den Haag.

Woonplaats: Baarn.

Beroep: Burgemeester van Zutphen.

Onderdeel: Regiment Grenadiers.

Rang: Reserve luitenant-kolonel.

Datum en locatie van sneuvelen: 11 oktober 1944, SS-concentratiekamp Sachsenhausen (DEU).

Wijze van sneuvelen: In het hospitaal overleden.

Mr. Johannes Dijckmeester is ruim 25 jaar burgemeester van Zutphen. Tussen 1930 en 1939 staat zijn naam in 216 krantenartikelen in de kranten op Delpher-logo. Het zijn vermeldingen van herbenoemingen, van besluiten van het gemeentebestuur, van gelegenheden die verband houden met de Koninklijke Nederlandse Brandweervereniging waar hij voorzitter van was en van zijn militaire carrière bij het Regiment Grenadiers en later de infanterie.

Dijckmeester studeerde na het gymnasium in Den Haag rechten in Utrecht. Na zijn studie treedt hij toe als ambtenaar en later hoofdambtenaar bij de provinciale griffie van Noord Holland. Bij de mobilisatie van 1914 werd Dijckmeester eerst reserve-luitenant en daarna kapitein en werkte hij onder andere op het ministerie van Oorlog. Hij bleef reserve-militair tot zijn ontslag in 1935. Op het moment van zijn benoeming tot burgemeester was zijn vader Commissaris van de Koningin in Zeeland.

Dijckmeester was lid van De Vrijheidsbond, die via een aantal naamsveranderingen in 1948 opging in de VVD. Hij heeft kandidaat gestaan voor de verkiezingen van de Tweede Kamer maar is nooit gekozen.

Een vlekkeloos leven, dat in de Tweede Wereldoorlog gewoon door lijkt te gaan. Ook na de inval van de Duitsers blijft Dijckmeester burgemeester, hij wordt herbenoemd in 1941. Maar hij toont ook al heel vroeg tekenen van verzet. 16 december 1940 wordt in Zutphen de Wilhelminaboom moedwillig door “drie burgers en iemand in een Duits uniform omgezaagd”. Zoals veel plaatsen heeft Zutphen in 1898 ter gelegenheid van de kroning een groen aandenken opgericht. Voor zover ik kan nagaan is er nooit iemand veroordeeld maar voor de inwoners van Zutphen is de bedoeling duidelijk, zij uiten hun boosheid over het vellen van de boom door takken met oranje strikken voor het raam te zetten. Ook plaatselijke krant spreekt er schande van. In de Zutphensche Courant van 18 december 1940 staat onder de kop “LAF”: ”En juist nu, nu ons volk al zijn krachten inspant om zijn zelfstandige plaats in Europa, dat na den oorlog zal ontstaan, te behouden, nu hebben we krachtige mannen nodig en geen lafaards”. De uitgever en de hoofdredacteur van Zutphensche Courant worden daarop voor drie maanden vastgezet, de Commissaris van Politie en de Burgemeester worden ook tijdelijk gevangen gezet, omdat ze verzuimden in te grijpen tegen de oprisping van oranjegezindheid. Dijckmeester wordt, zoals gemeld, in mei 1941 wel herbenoemd.

Hoewel Dijckmeester als lid van het verzet wordt vermeld op de website van Oorlogsgravenstichting, is het moeilijk na te gaan wat hij persoonlijk heeft bijgedragen. Zoals meerdere burgemeesters in de oorlog heeft hij vermoedelijk gedacht dat hij in functie beter in staat zou zijn actief zijn burgers te beschermen tegen Duitse maatregelen zoals de tewerkstelling van jonge mannen in Duitsland en het oppakken van Joodse inwoners van de stad. Zijn anti-Duitse houding blijkt onder andere uit de klachten van Wilhelmina Ernestine Smelt, archivaris van het archief van Zutphen en NSB-lid. Smelt legt haar functie als secretaresse van het Zutphense Winterhulp* comité neer, omdat ze vermoedt dat de Burgemeester haar tegenwerkt. Ze meldt dit ook bij de Winterhulpautoriteiten. Wanneer ze precies deze functie heeft neergelegd is uit haar biografie niet op te maken, maar waarschijnlijk in 1942. Smelt is na de oorlog wel berecht en veroordeelt door het tribunaal van Zutphen. Mogelijk dat in de gerechtelijke stukken van dit tribunaal (zie het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) nog iets omtrent dit voorval is terug te vinden.

Eind 1943 is het geduld van de Duitse bezetter met Dijckmeester op. Hij wordt vervangen door een NSB-burgemeester en gearresteerd. Wat de concrete aanleiding is voor zijn arrestatie is niet in openbare digitale bronnen na te gaan.

In zijn autobiografie Weefsel van herinneringen schrijft de historicus en latere hoogleraar Noud van Schelven hoe hij uit kamp Naarden op 06 september 1944 aankomt in kamp Vught. Er heerst paniek onder de bezetters, door de snel oprukkende geallieerden. Politieke gevangen worden in hoog tempo naar Sachsenhausen vervoerd. Van Schelven wordt de volgende dag naar de trein gevoerd en herinnert zich van zijn reisgenoten onder ander Burgemeester Dijckmeester van Zutphen. Met 80 man per wagon komen ze op 09 september aan op het station van Oranienburg waarna ze naar het concentratiekamp worden gevoerd. In zijn boek over burgemeester Rijpstra van Zelhem schrijft Arend Hulshof hoe Rijpstra en ook diens gemeentesecretaris Klaas Wieringa in juni 1944 worden gearresteerd op verdenking van meewerken aan het vervalsen van distributiekaarten en hoe beiden via de Koepelgevangenis Arnhem en kamp Vught in Sachsenhausen terecht komen. Wieringa komt daar Dijckmeester tegen en zou bij hem zijn geweest toen deze op 11 oktober 1944 in het ziekenhuis overleed. De familie in Nederland krijgt volgens de advertentie in het Parool van 21 Juli 1945 in juni zekerheid over het overlijden van Johannes Dijckmeester in het concentratiekamp Sachsenhausen.

Locatie laatste rustplaats: Onbekend.

Overig: Gehuwd met Emma Marina van der Lek de Clercq. Zoon van Herman Jacob Dijckmeester en Emilia Christina Wintges.

Onderscheidingen

Niet traceerbaar. Op zoek naar nabestaanden, gaarne contact.

Monumenten

Bronnen

Geef een reactie